1. Elk lid van het samenwerkingsverband kan zijn deelneming in het samenwerkingsverband of een gedeelte daarvan hetzij aan een ander lid, hetzij aan een derde overdragen; deze overdracht is slechts geldig indien de overige leden daartoe met eenparigheid van stemmen toestemming hebben verleend.
2. Een lid van het samenwerkingsverband kan zijn deelneming daarin alleen dan met een zekerheidsrecht bezwaren, wanneer daartoe door de overige leden met eenparigheid van stemmen toestemming is verleend, tenzij in de oprichtingsovereenkomst anders is bepaald. De rechthebbende op het zekerheidsrecht kan nimmer op grond van dat recht lid van het samenwerkingsverband worden.